Leuker voorlezen

Standaard

Foto: Minke Hogervorst

Voorlezen is goed voor de woordenschat van je kind, het stimuleert je kind om zelf te gaan lezen, het bevordert de taalvaardigheid, enzovoorts. Je kent ze wel, van die lijstjes.

Je durft haast niet meer een avond voorlezen over te slaan. Maar op die lijstjes staat ook: voorlezen is leuk en gezellig.

Dat is natuurlijk wel de bedoeling, dat het fijn is voor voorlezer en kind. Maar hoe moet dat eigenlijk, voorlezen? Kijk eens op Youtube en tik een prentenboekentitel in – grote kans dat je een tenenkrommend saai voorgelezen verhaal te horen krijgt. Hoe kan het beter?

Vijf tips om voorlezen (nog) leuker te maken.

  1. Maak het zelf leuk: lees enthousiast voor. Je hoeft niet per se gekke stemmetjes te doen. Neem bijvoorbeeld het boek Wij gaan op berenjacht, van Helen Oxenbury en Michael Rosen (Gottmer). De eerste zin is: “Wij gaan op berenjacht.” Dit is natuurlijk niet iets wat je elke dag doet! Het moet dus zeker niet klinken als “We gaan vandaag even naar de bakker.” Nee, mijn hemel, we gaan op berenjacht! We gaan een héle grote vangen! Een beer vangen is eng, spannend, stoer. Laat dat horen!
  2. Lees vaak en veel voor. Je zult merken dat je een betere voorlezer wordt. Mijn dochter wilde een tijdlang alleen maar uit één boek voorgelezen worden. Maar blijf gewoon verschillende boeken aanbieden. Je zult ook merken dat het ene boek veel lekkerder leest dan het andere.
  3. Lees (niet) altijd op hetzelfde moment voor. Ja, natuurlijk lezen we allemaal braaf tien minuutjes voor als de kinderen gaan slapen. Heel goed. Maar lees ook eens op een regenachtige zondagmiddag voor. Of na schooltijd. Of stop je kind eens een half uur eerder in bed met de belofte om héél veel verhaaltjes voor te lezen.
  4. Varieer. Als je kind moe is, wil het waarschijnlijk alleen maar lekker tegen je aan liggen en luisteren. Niks mis mee, maar je kunt je kind er ook wat meer bij betrekken. Laat hem woordjes of zinnetjes invullen, stel vragen over het verhaal of laat dingen aanwijzen op plaatjes.
  5. Lees (niet) alles voor. Ik geef toe, ik lees soms zelfs de verpakking van de hagelslag voor (niet voor het slapengaan trouwens). Ik lees voorleesverhalen voor, prentenboeken, rijmpjes. Op een middag las ik een stripboek van Donald Duck voor. Ik ergerde me groen en geel aan de humorloze stripjes en de beroerde teksten ( “Precies raak…”, “BONK!”, “Urgh!”, “De bijen zien al snel wie hun korf heeft vernield!” “Ze besluiten de dader een lesje te leren…”, “KAI!”, “KEF! KEF! KEF!”, “Hi, hi, hi!” ). Ik zeg niet dat je nooit een stripboek mag voorlezen maar die middag heb ik tegen de kinderen gezegd dat ze maar een echt boek moesten pakken. Want het moet leuk blijven voor de kinderen maar ook zeker voor jezelf!

Plaats een reactie